Print zonder afbeeldingen Print zonder afbeeldingen | Print met afbeeldingen

POLDER-OSTALGIE

NRC handelsblad, 11 November 2000
Martijn van Leeuwen

Een villa aan de rand van het IJsselmeer is niet bepaald een plek die associaties oproept met de voormalige DDR en zijn walmende bruinkoolmijnen en grauwe steden. Toch vormt deze mooie omgeving – kabbelend water en kwetterende futen – het decor van het enige DDR-museum in Nederland. In Monnickendam is het privé-museum van projectontwikkelaar en oud-PvdA-politicus Friso de Zeeuw ondergebracht. Stukken Berlijnse Muur, vergeelde poesiealbums, oorkondes, medailles en zelfs een massief bronzen beeld van Marx, zijn hier tentoongesteld in zijn verbouwde garage. De Zeeuw zat voor de sociaal- democraten in Geduputeerde Staten van Noord-Holland en was acht jaar wethouder van Monnickendam. Hij draagt het oude socialistische ideaal een warm hart toe. Twee pamfletten van de SDAP uit de jaren twintig (‘de originele van Albert Hahn!’) hangen aan de muur van zijn woonkamer. Maar het opzetten van het museum is geen politieke daad, aldus De Zeeuw. “Ik streef geen postume rehabilitatie van communistisch Duitsland na. In 1972 steunde ik het plan van Nieuw Links om de DDR te erkennen, maar ik vond toen het systeem al verwerpelijk.”

Fascinatie voor de gewone DDR-burger, die zich ondanks de Verelendung door het leven wist te slaan, en voorkomen dat documenten, de ‘ooggetuigen’ van het communisme, zouden verdwijnen. Dat zijn de overwegingen die De Zeeuw er in december 1989- koud twee maanden na de Wendetoebrachten om DDR-producten te gaan verzamelen. “In Oost-Duitsland wilde men alle sporen van het communisme uitwissen. Er is ongelooflijk gerausd.” Sinds het museum in september openging, kunnen hij en zijn vrouw de aanbiedingen van DDR-materiaal nauwelijks verwerken. “De respons is onvoorstelbaar groot. Ik had mijn hele huis al vol Trabanten kunnen hebben. Het museum barst uit zijn voegen. Gezien de enorme respons, is er zeker interesse voor een echt DDR-museum”.

Wat als eerste in het oog springt is de pretentieloosheid van het tentoongestelde materiaal: een DDR-mixer waar geen gardes inpasten, speelgoedtrabantjes verpakt in niet-passende kartonnen doosjes, een papieren boodschappenzakje waarop een Berlijns gezinnetje staat afgebeeld met de kreet: ‘Leistungssteigerung – Erhohte Lebensfreude’ (‘Prestatieverhoging- verhoogde levensvreugde.’) Het geheel lijkt op het eerste gezicht niet meer dan een armzalige verzameling curiosa, maar is in feite een dwarsdoorsnede van de DDR-samenleving. De Zeeuw: “De communistische werkelijkheid geeft zich juist prijs in de kleine details. Ik vind de krabbels van een eenvoudige fabrieksarbeidster in een vergeeld poesiealbum van meer historische waarde dan een dictaat van Erich Honecker. In poesiealbums diende in alle toon aarden de liefde voor het Russische volk te worden bezongen.

” Veel producten drukken een krampachtige moderniteit uit, vindt De Zeeuw. “De DDR wilde zelfvoorzienend zijn, maar er was geen vraag en aanbod, geen prijsvormingsmechanisme en dus geen concurrentie. Zo maakte een speelgoedfabriek autootjes, zonder dat er verpakking voorhanden was. Dus werden doosjes waar ander speelgoed in had gezeten gebruikt.” Hij heeft een verklaring voor de sobere vormgeving van de consumptiegoederen. “De DDR- elite was in feite een clubje oude, kleinburgerlijke mannen, die in de jaren vijftig was blijven steken. Ze drongen het volk hun culturele voorkeur op.”

De Zeeuw heeft grote bewonde- ring voor de onverzettelijkheid van de DDR-burgers. “Ze hebben zich nooit met hart en ziel overgegeven aan het communisme, ze deden altijd alsof.” Maar hèt bewijs dat menig oud-inwoner van de DDR een dosis Ostalgie niet vreemd is, vormt het wc-papier van de DDR, een van de pronkstukken van de collectie. Je kunt het toiletpapier van het VEB (Volks Eigener Be- trieb) in Oost-Duitsland nog kopen. De laatste partij stamt van eind jaren tachtig, maar vindt nog gretig aftrek. De Zeeuw: “Het pa-pier is keihard, vol hout, maar sommige Oost-Duitsers vegen met tranen in de ogen van weemoed hun billen ermee af.”